• kraf·tig
  • Afgeleid van het Noorse zelfstandige naamwoord kraft met het achtervoegsel -ig
Naar frequentie 32319
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud kraftig kraftigere kraftigst
o enkelvoud kraftig
meervoud kraftige
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
kraftige kraftigere kraftigste

kraftig

  1. krachtig, sterk, stevig
  2. sterkend
  3. hard

kraftig

  1. duchtig


  • kraf·tig
  • Afgeleid van het Nynorske zelfstandige naamwoord kraft met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud kraftig kraftigare kraftigast
o enkelvoud kraftig
meervoud kraftige
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
kraftige kraftigare kraftigaste

kraftig

  1. krachtig, sterk, stevig
  2. sterkend
  3. hard
  4. effectief
  5. erg, geweldig, overweldigend
  6. luidruchtig, overluid

kraftig

  1. duchtig


  • Afgeleid van het Zweedse zelfstandige naamwoord kraft met het achtervoegsel -ig
Naar frequentie 6628
A: nominatief stellend vergrotend overtreffend
onbepaald /
sterk
g enkelvoud kraftig kraftigare kraftigast
o enkelvoud kraftigt
meervoud kraftiga
bepaald / zwak
alle vormen kraftiga kraftigare kraftigaste
bep. enkelvoud bij een
mannelijke persoon of
een mannelijk dier ook:
kraftige
B: genitief stellend vergrotend overtreffend
onbepaald /
sterk
g enkelvoud kraftigs kraftigares kraftigasts
o enkelvoud kraftigts
meervoud kraftigas
bepaald / zwak
alle vormen kraftigas kraftigares kraftigastes
bep. enkelvoud bij een
mannelijke persoon of
een mannelijk dier ook:
kraftiges

kraftig

  1. dik
  2. energiek
  3. groot
  4. krachtig
    «En kraftig explosion har skakat Afghanistans huvudstad Kabul.»
    Een krachtige explosie heeft de Afghaanse hoofdstad Kabul opgeschrikt.
  5. solide
  6. sterk
  7. zwaar
  8. (eufemisme) adipeus, te zwaar