• knu·se
  • Afkomstig van het Oudnoorse werkwoord knosa
Naar frequentie 2049
vervoeging
onbepaalde wijs knuse
tegenwoordige tijd knuser
verleden tijd knuste
voltooid
deelwoord
knust
onvoltooid
deelwoord
knusende
lijdende vorm knuses
gebiedende wijs knus
vervoegingsklasse Klasse 2 zwak
opmerking

knuse

  1. overgankelijk stukslaan, vermorzelen (bijvoorbeeld een glas, een schotel, een vaas, porselein)
  2. overgankelijk fijnmalen, kleinmaken, verbrijzelen , vergruizen (bijvoorbeeld een pepperkorrel of stenen)
  3. overgankelijk vernielen, kapotmaken, ruïneren
  4. overgankelijk, (figuurlijk) verpletteren (om oordeel of kritiek)
  5. overgankelijk, (figuurlijk) breken
    «Han knuste mange pikehjerter.»
    Hij brak veel meisjesharten.
  6. overgankelijk neerslaan (een opstand)
    «Politiet knuste opprøret.»
    De politie won over de opstand.
  7. overgankelijk overwinnen, verslaan (een tegenstander)
  8. overgankelijk, (sport) kloppen, verpletteren, verslaan
    «Portugal knuste VM-vinner Spania og vant 4-0 i onsdagens landskamp.»
    Portugal verpletterde de wereldkampioenschapwinnaar Spanje en won 4-0 in de landenwedstrijd van woensdag.
  9. onovergankelijk, (informeel) stukbreken


  • knu·se
  • Afkomstig van het Oudnoorse werkwoord knosa.
vervoeging
onbepaalde wijs knuse
knusa
tegenwoordige tijd knuser
verleden tijd knuste
voltooid
deelwoord
knust
onvoltooid
deelwoord
knusande
lijdende vorm knusast
gebiedende wijs knus
vervoegingsklasse Klasse 2 zwak
opmerking

knuse

  1. overgankelijk stukslaan, vermorzelen (bijvoorbeeld een glas, een schotel, een vaas, porselein)
  2. overgankelijk fijnmalen, kleinmaken, verbrijzelen , vergruizen (bijvoorbeeld een pepperkorrel of stenen)
  3. overgankelijk vernielen, kapotmaken, ruïneren
  4. overgankelijk, (figuurlijk) verpletteren (om oordeel of kritiek)
  5. overgankelijk, (figuurlijk) breken
  6. overgankelijk neerslaan (een opstand)
  7. overgankelijk overwinnen, verslaan (een tegenstander)
  8. overgankelijk, (sport) kloppen, verpletteren, verslaan
  9. onovergankelijk, (informeel) stukbreken