ruïneren
- ru·i·ne·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ruïneren |
ruïneerde |
geruïneerd |
zwak -d | volledig |
ruïneren
- overgankelijk helemaal kapotmaken
- In de oorlog is de hele stad geruïneerd.
- overgankelijk iemand financieel te gronde richten
- Die zakenman is compleet geruïneerd.
- [1] vernielen
1. helemaal kapotmaken
2. iemand financieel te gronde richten
- Het woord ruïneren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ruïneren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ ruïneren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be