(klemtoonhomogram)

  • over·win·nen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overwinnen
overwon
overwonnen
klasse 3 volledig

overwínnen

  1. overgankelijk een tegenstander of zwakte onder de knie krijgen
    • Hij overwon zijn angst voor het water en nam zwemles. 
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overwinnen
won over
overgewonnen
klasse 3 volledig

óverwinnen

  1. overgankelijk (verouderd) gewin overhouden, sparen
    • Dog het is waar, dat wanneer een behoeftige Vreemdeling, in dit Land eenigen tyd gewoond, en eenigen rykdom overgewonnen hebbende, zig laat Naturaliseren, hy daardoor alsdan in staat raakt, om dat gewonnen geld met voordeel te besteeden in 't koopen van land, ...[1] 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1. 1753 September blz 214 Nederlandsch gedenkboek of Europische mercurius
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be