• over·won·nen
vervoeging van
overwinnen

overwonnen

  1. meervoud verleden tijd van overwinnen
    • Wij overwonnen. 
    • Jullie overwonnen. 
    • Zij overwonnen. 
  2. voltooid deelwoord van overwinnen
     Toch had zowel de Luftwaffe als het Duitse leger de overwonnen Engelsen bij Duinkerken op de mildst denkbare manier behandeld.[1]
vervoeging van
overwinnen

overwonnen

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van overwinnen
    • ...dat wij overwonnen. 
    • ...dat jullie overwonnen. 
    • ...dat zij overwonnen. 


  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142