• knoops·gat
enkelvoud meervoud
naamwoord knoopsgat knoopsgaten
verkleinwoord knoopsgaatje knoopsgaatjes

het knoopsgato

  1. (kleding) spleet die in een stuk stof is gemaakt zodat een ander stuk stof daaraan kan worden vastgemaakt met behulp van een op het tweede stuk stof bevestigd schijfje dat net door die spleet past
    • Als je een knoopsgat maakt moet je zorgen dat het niet te rafelig wordt. 
    • Hij herkent hem aan zijn kapotjas, omdat hij altijd zo'n rood ding in zijn knoopsgat droeg, mijn 'legioen van smeer', zoals hij zei. Een scherpzinnig man was Grisonnier niet. Ook niet fijnbesnaard, maar een beste kerel, iedereen mocht hem graag. [1] 
  2. (schimmels) bepaald soort schimmel, Meloderma desmazieri  
95 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Lemaitre, Pierre
    "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 19
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be