knoopsgat
- knoops·gat
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | knoopsgat | knoopsgaten |
verkleinwoord | knoopsgaatje | knoopsgaatjes |
het knoopsgat o
- (kleding) spleet die in een stuk stof is gemaakt zodat een ander stuk stof daaraan kan worden vastgemaakt met behulp van een op het tweede stuk stof bevestigd schijfje dat net door die spleet past
- Als je een knoopsgat maakt moet je zorgen dat het niet te rafelig wordt.
- Hij herkent hem aan zijn kapotjas, omdat hij altijd zo'n rood ding in zijn knoopsgat droeg, mijn 'legioen van smeer', zoals hij zei. Een scherpzinnig man was Grisonnier niet. Ook niet fijnbesnaard, maar een beste kerel, iedereen mocht hem graag. [1]
- (schimmels) bepaald soort schimmel, Meloderma desmazieri
-
1. Een knoopsgat (onder) voor een knoop (boven)
-
2. Aantasting van dennennaalden door knoopsgat.
- [1] rits
1. spleet die in een stuk stof is gemaakt zodat een ander stuk stof daaraan kan worden vastgemaakt
- Het woord knoopsgat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "knoopsgat" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Lemaitre, Pierre"Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 19
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be