knokken
- knok·ken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
knokken |
knokte |
geknokt |
zwak -t | volledig |
knokken
- inergatief vechten
- Die hooligans knokken veel te veel.
- inergatief (figuurlijk) vechten
- Je moet knokken voor je toekomst.
1. vechten
2. (figuurlijk) vechten
- Het woord knokken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "knokken" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be