• knok·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
knokken
knokte
geknokt
zwak -t volledig

knokken

  1. inergatief vechten
    • Die hooligans knokken veel te veel. 
  2. inergatief (figuurlijk) vechten
    • Je moet knokken voor je toekomst. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be