kletsmajoor
- Geluid: kletsmajoor (hulp, bestand)
- klets·ma·joor
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kletsmajoor | kletsmajoors |
verkleinwoord |
de kletsmajoor m
- (pejoratief) iemand die te veel praat, oorspronkelijk een legerpredikant
- Vroeger probeerde een bedrijf het beste product te maken tegen de beste prijs, tegenwoordig ben je dan hopeloos ouderwets. Want „de toekomst van succesvolle merken ligt in handen van storytellers”, zo las ik laatst op een managementblog. Als ik het allemaal goed begrijp kan de hele afdeling sales met pensioen en hoef je alleen nog maar een paar kletsmajoors in dienst te nemen die „het verhaal van het merk” aan de klant vertellen. Er zijn op LinkedIn inmiddels meer storytellers dan scrum masters en er is zelfs een hoogleraar ‘narratieve communicatie’ benoemd aan de Radboud Universiteit. Als je mazzel hebt kan je zelfs „storyteers” in het wild tegenkomen. Dat zijn musketiers met een grote sabel op de heup en verhaaltjes in hun zadeltas. [3]
- kletskous, kletser, kletsersbaas, aartskletser, kletsmeier, babbelaar, babbelkous, kletskop, kwebbel, leuteraar, leuterkous, ratel, ratelkous, wauwelaar, zeurkous, zwammer, zwetser, ouwehoer, causeur, kwek, teut
- Het woord kletsmajoor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kletsmajoor" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ kletsmajoor op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Japke-d. Bouma 1 maart 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be