kletskop
- klets·kop
- In de betekenis van ‘koekje’ voor het eerst aangetroffen in 1875 [1]
- Van de werkwoordsstam klets en kop [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kletskop | kletskoppen |
verkleinwoord | kletskopje | kletskopjes |
de kletskop m
- (Noord-Nederlands) een zeer hoofd door een besmettelijke schimmelinfectie van de huid
- (Zuid-Nederlands) een kaal hoofd
- (voeding) hard, dun en knapperig koekje dat hoofdzakelijk uit suiker bestaat
- Kletskop met ijs.
- (informeel) iemand die veel praat
- Het woord kletskop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kletskop" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kletskop" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kletskop op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be