Ratel [1]
Ratel [2]

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ra·tel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Afrikaans, in de betekenis van ‘marterachtige’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1884 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord ratel ratels
verkleinwoord rateltje rateltjes

Zelfstandig naamwoord

de ratelm

  1. (muziekinstrument) een eenvoudige muziek- en signaalinstrument dat geluid geeft doordat bij het rondslingeren een tandrad een latje repeterend weggedrukt en laat terugvallen
  2. (techniek) een mechaniek met kamrad en pal, dat een asdraaiing slechts in één richting toelaat
    • Bij gereedschap is de ratel meestal in twee richtingen beruikbaar. 
  3. (figuurlijk) iemand die doorlopend praat
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
ratelen

ratel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ratelen
    • Ik ratel. 
  2. gebiedende wijs van ratelen
    • Ratel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ratelen
    • Ratel je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen