ratel
- ra·tel
- Leenwoord uit het Afrikaans, in de betekenis van ‘marterachtige’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1884 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ratel | ratels |
verkleinwoord | rateltje | rateltjes |
de ratel m
- (muziekinstrument) een eenvoudige muziek- en signaalinstrument dat geluid geeft doordat bij het rondslingeren een tandrad een latje repeterend weggedrukt en laat terugvallen
- (techniek) een mechaniek met kamrad en pal, dat een asdraaiing slechts in één richting toelaat
- Bij gereedschap is de ratel meestal in twee richtingen beruikbaar.
- (figuurlijk) iemand die doorlopend praat
- [1] geratel, ratelaar, ratelen, ratelpopulier, ratelslang
- [2] rateldopsleutel, ratelschroevendraaier, rateltakel, rateltapkruk,
1. een eenvoudige muziek- en signaalinstrument dat geluid geeft doordat bij het rondslingeren een tandrad een latje repeterend weggedrukt en laat terugvallen
2. een mechaniek met kamrad en pal, dat een asdraaiing slechts in één richting toelaat
vervoeging van |
---|
ratelen |
ratel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ratelen
- Ik ratel.
- gebiedende wijs van ratelen
- Ratel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ratelen
- Ratel je?
- Het woord ratel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ratel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "ratel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be