inzepen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van inzepen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | inzepen | in te zepen | ||||||||
toekomend | zullen inzepen in zullen zepen |
te zullen inzepen in te zullen zepen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ingezeept | te hebben ingezeept | ||||||||
toekomend | ingezeept zullen hebben | ingezeept te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
inzepend | ingezeept | ev. zeep in |
mv. verouderd zeept in |
zepe in (bijzin) inzepe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | zeep in | zeept in | zeept in | zeept in | zeept in | zepen in | zepen in | zepen in | |||
verleden (o.v.t.) | zeepte in | zeepte in | zeepte in | zeepte in | zeepte in | zeepten in | zeepten in | zeepten in | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal inzepen | zult/zal inzepen | zult/zal inzepen | zult inzepen | zal inzepen | zullen inzepen | zullen inzepen | zullen inzepen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou inzepen | zou inzepen | zou(dt) inzepen | zoudt inzepen | zou inzepen | zouden inzepen | zouden inzepen | zouden inzepen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | inzeep | inzeept | inzeept | inzeept | inzeept | inzepen | inzepen | inzepen | |||
verleden (o.v.t.) | inzeepte | inzeepte | inzeepte | inzeepte | inzeepte | inzeepten | inzeepten | inzeepten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal inzepen in zal zepen |
zult/zal inzepen in zult/zal zepen |
zult/zal inzepen in zult/zal zepen |
zult inzepen in zult zepen |
zal inzepen in zal zepen |
zullen inzepen in zullen zepen |
zullen inzepen in zullen zepen |
zullen inzepen in zullen zepen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou inzepen in zou zepen |
zou inzepen in zou zepen |
zou(dt) inzepen in zou(dt) zepen |
zoudt inzepen in zoudt zepen |
zou inzepen in zou zepen |
zouden inzepen in zouden zepen |
zouden inzepen in zouden zepen |
zouden inzepen in zouden zepen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ingezeept | hebt ingezeept | hebt/heeft ingezeept | hebt ingezeept | heeft ingezeept | hebben ingezeept | hebben ingezeept | hebben ingezeept | |||
verleden (v.v.t.) | had ingezeept | had ingezeept | had ingezeept | hadt ingezeept | had ingezeept | hadden ingezeept | hadden ingezeept | hadden ingezeept | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingezeept hebben | zal/zult ingezeept hebben | zult/zal ingezeept hebben | zult ingezeept hebben | zal ingezeept hebben | zullen ingezeept hebben | zullen ingezeept hebben | zullen ingezeept hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingezeept hebben | zou ingezeept hebben | zou/zoudt ingezeept hebben | zoudt ingezeept hebben | zou ingezeept hebben | zouden ingezeept hebben | zouden ingezeept hebben | zouden ingezeept hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ingezeept worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ingezeept | er is ingezeept | |||||||||
verleden | er werd ingezeept | er was ingezeept | |||||||||
toekomend | er zal ingezeept worden | er zal ingezeept zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ingezeept worden | er zou ingezeept zijn | |||||||||
lijdende vorm ingezeept worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ingezeept worden | ingezeept te worden | ||||||||
toekomend | ingezeept zullen worden | ingezeept te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ingezeept zijn | ingezeept te zijn | ||||||||
toekomend | ingezeept zullen zijn | ingezeept te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word ingezeept | wordt ingezeept | wordt ingezeept | wordt ingezeept | wordt ingezeept | worden ingezeept | worden ingezeept | worden ingezeept | |||
verleden (o.v.t.) | werd ingezeept | werd ingezeept | werd ingezeept | werdt ingezeept | werd ingezeept | werden ingezeept | werden ingezeept | werden ingezeept | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ingezeept worden | zult ingezeept worden | zult ingezeept worden | zult ingezeept worden | zal ingezeept worden | zullen ingezeept worden | zullen ingezeept worden | zullen ingezeept worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ingezeept worden | zou ingezeept worden | zou/zoudt ingezeept worden | zoudt ingezeept worden | zou ingezeept worden | zouden ingezeept worden | zouden ingezeept worden | zouden ingezeept worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ingezeept | bent ingezeept | bent/is ingezeept | zijt ingezeept | is ingezeept | zijn ingezeept | zijn ingezeept | zijn ingezeept | |||
verleden (v.v.t.) | was ingezeept | was ingezeept | was ingezeept | waart ingezeept | was ingezeept | waren ingezeept | waren ingezeept | waren ingezeept | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingezeept zijn | zult ingezeept zijn | zult ingezeept zijn | zult ingezeept zijn | zal ingezeept zijn | zullen ingezeept zijn | zullen ingezeept zijn | zullen ingezeept zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingezeept zijn | zou ingezeept zijn | zou/zoudt ingezeept zijn | zoudt ingezeept zijn | zou ingezeept zijn | zouden ingezeept zijn | zouden ingezeept zijn | zouden ingezeept zijn |