Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·zeept

Werkwoord

vervoeging van
inzepen

inzeept

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inzepen
    • ... dat jij inzeept. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inzepen
    • ... dat hij inzeept.