• in·ning
[A] enkelvoud meervoud
naamwoord inning inningen
verkleinwoord inninkje inninkjes
[B] enkelvoud meervoud
naamwoord inning innings
verkleinwoord inninkje inninkjes

[A] de inningv

  1. (financieel) handeling om iemand geld dat hij je schuldig is te laten betalen
    • De organisatie van de Belastingdienst is dermate wankel dat de continuïteit van de organisatie gevaar loopt. Daarmee komt de inning van belastinggeld mogelijk in de problemen [4] 

[B] de inningm

  1. (sport) (cricket, honkbal) elk van de perioden waarin een wedstrijd is onderverdeeld en waarin de ene ploeg punten kan scoren na het slaan van de bal en de andere ploeg dat tegengaat door het vangen van de bal
     De Nederlandse honkballers hebben dinsdag de halve finale van de World Baseball Classic in de elfde inning met 4-3 verloren van Puerto Rico.[5]
93 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[6]