Een honkbalveld
  • honk·bal
enkelvoud meervoud
naamwoord honkbal honkballen
verkleinwoord honkballetje honkballetjes

het honkbalo

  1. o (sport) balsport waarbij de bal met een knuppel geslagen wordt en de spelers langs een drietal honken trachten rond te lopen tot zij weer de thuisplaat bereiken
    • Honkbal wordt gespeeld door twee teams die elk uit negen spelers bestaan. 
  2. m een kleine harde bal gebruikt voor [1]
    • Honkbal wordt gespeeld met een honkbal. 
vervoeging van
honkballen

honkbal

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van honkballen
    • Ik honkbal. 
  2. gebiedende wijs van honkballen
    • Honkbal! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van honkballen
    • Honkbal je? 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be