belastinggeld
- be·las·ting·geld
- samenstelling van belasting en geld [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | belastinggeld | belastinggelden |
verkleinwoord | - | - |
het belastinggeld o
- geld dat door de belastingbetaler in de staatskas is ingebracht
- Als gevolg van problemen met de automatisering wordt er in Nederland naar schatting jaarlijks één tot vijf miljard euro belastinggeld weggegooid. [2]
- ▸ Van Ginkel is de gemeentesecretaris van de nieuwe gemeente Molenwaard. Met ingang van januari 2013 bestaat die pas formeel, maar de ambtelijke diensten van de samenstellende gemeenten zijn al gefuseerd. Een nieuw stadhuis voor een gemeente met zo'n 30.000 inwoners kost al gauw 15 miljoen euro. Nu zijn ze klaar voor een derde daarvan. Of zelfs maar een kwart. "Het is altijd fijn als je tegen de mensen kunt zeggen dat je hun belastinggeld in dienstverlening steekt in plaats van een duur prestigeobject."[3]
- Het woord belastinggeld staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ www.nu.nl
- ↑ Weblink bron Roel Pauw“Gemeente Molenwaard op huisbezoek” (Maandag 2 januari 2012, 16:52), NOS