Ibis
  • ibis
enkelvoud meervoud
naamwoord ibis ibissen
verkleinwoord ibisje ibisjes

de ibism

  1. (ooievaarachtigen) een vogel met een lange gebogen snavel behorend tot de familie Threskiornithidae  
    • Een ibis heeft een lange, smalle en gekromde snavel. 
87 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[2]


  • i·bis
enkelvoud meervoud
ibis ibis

ibis m

  1. (ooievaarachtigen) ibis


ibis v

  1. (ooievaarachtigen) ibis
vervoeging van
īre

ībis

  1. actief indicatief futurum simplex, tweede persoon enkelvoud van īre (onregelmatig)