Nederlands

 
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • geel·hals·ibis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geelhalsibis geelhalsibissen
verkleinwoord geelhalsibisje geelhalsibisjes

Zelfstandig naamwoord

de geelhalsibism

  1. (roeipotigen) Theristicus caudatus   een vogel uit de familie van ibissen en lepelaars. Geelhalsibissen zijn te herkennen aan hun lichte keel en nek. Net als veel andere ibissoorten glimt hun verenpak in de zon. Hij struint de vlaktes af op zoek naar spinnen, kikkers, insecten en andere kleine dieren
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie