ibissen en lepelaars
- (IPA in voorbereiding)
- ibis·sen en le·pe·laars
- verbinding van ibissen, en en lepelaars
- ibis en lepelaar zn met de uitgang -en
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ibissen en lepelaars | |
verkleinwoord |
de ibissen en lepelaars mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord ibis en lepelaar
- meervoudsvorm als officiële benaming (roeipotigen) Threskiornithidae een familie van vogels uit de roeipotigen. De familie telt 13 geslachten met in totaal 35 soorten
- [2] Afrikaanse lepelaar, andesibis, Australische witte ibis, geelhalsibis, geelsnavellepelaar, geschubde ibis, grijze ibis, groene ibis, hadada-ibis, heilige ibis, heremietibis, ibissen, Indische witte ibis, Japanse kuifibis, Kaapse ibis, kleine lepelaar, kleine olijfgroene ibis, koningslepelaar, kuifibis, lelibis, lepelaar, lepelaars, madagaskaribis, maskeribis, olijfgroene ibis, puna-ibis, réunionibis, reuzenibis, rode ibis, rode lepelaar, stekelstaartibis, strohalsibis, witmaskeribis, witschouderibis, witte ibis, wrattenibis, zwarte ibis, zwartmaskeribis
- Het woord 'ibissen en lepelaars' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.