houden/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van houden | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | houden | te houden | ||||||||
toekomend | zullen houden | te zullen houden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gehouden | te hebben gehouden | ||||||||
toekomend | gehouden zullen hebben | gehouden te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
houdend | gehouden | ev. hou houd |
mv. verouderd houdt |
houde | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | hou houd |
houdt | houdt | houdt | houdt | houden | houden | houden | |||
verleden (o.v.t.) | hield | hield | hield | hieldt | hield | hielden | hielden | hielden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal houden | zult/zal houden | zult/zal houden | zult houden | zal houden | zullen houden | zullen houden | zullen houden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou houden | zou houden | zou(dt) houden | zoudt houden | zou houden | zouden houden | zouden houden | zouden houden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gehouden | hebt gehouden | hebt/heeft gehouden | hebt gehouden | heeft gehouden | hebben gehouden | hebben gehouden | hebben gehouden | |||
verleden (v.v.t.) | had gehouden | had gehouden | had gehouden | hadt gehouden | had gehouden | hadden gehouden | hadden gehouden | hadden gehouden | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gehouden hebben | zal/zult gehouden hebben | zult/zal gehouden hebben | zult gehouden hebben | zal gehouden hebben | zullen gehouden hebben | zullen gehouden hebben | zullen gehouden hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gehouden hebben | zou gehouden hebben | zou/zoudt gehouden hebben | zoudt gehouden hebben | zou gehouden hebben | zouden gehouden hebben | zouden gehouden hebben | zouden gehouden hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gehouden worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gehouden | er is gehouden | |||||||||
verleden | er werd gehouden | er was gehouden | |||||||||
toekomend | er zal gehouden worden | er zal gehouden zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gehouden worden | er zou gehouden zijn | |||||||||
lijdende vorm gehouden worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gehouden worden | gehouden te worden | ||||||||
toekomend | gehouden zullen worden | gehouden te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gehouden zijn | gehouden te zijn | ||||||||
toekomend | gehouden zullen zijn | gehouden te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gehouden | wordt gehouden | wordt gehouden | wordt gehouden | wordt gehouden | worden gehouden | worden gehouden | worden gehouden | |||
verleden (o.v.t.) | werd gehouden | werd gehouden | werd gehouden | werdt gehouden | werd gehouden | werden gehouden | werden gehouden | werden gehouden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gehouden worden | zult gehouden worden | zult gehouden worden | zult gehouden worden | zal gehouden worden | zullen gehouden worden | zullen gehouden worden | zullen gehouden worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gehouden worden | zou gehouden worden | zou/zoudt gehouden worden | zoudt gehouden worden | zou gehouden worden | zouden gehouden worden | zouden gehouden worden | zouden gehouden worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gehouden | bent gehouden | bent/is gehouden | zijt gehouden | is gehouden | zijn gehouden | zijn gehouden | zijn gehouden | |||
verleden (v.v.t.) | was gehouden | was gehouden | was gehouden | waart gehouden | was gehouden | waren gehouden | waren gehouden | waren gehouden | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gehouden zijn | zult gehouden zijn | zult gehouden zijn | zult gehouden zijn | zal gehouden zijn | zullen gehouden zijn | zullen gehouden zijn | zullen gehouden zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gehouden zijn | zou gehouden zijn | zou/zoudt gehouden zijn | zoudt gehouden zijn | zou gehouden zijn | zouden gehouden zijn | zouden gehouden zijn | zouden gehouden zijn |
vervoeging van het Nederlandse werkwoord zich houden | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
tegenwoordige tijd | verleden tijd | toekomende tijd | ||||||||||
enkelvoud | meervoud | enkelvoud | meervoud | enkelvoud | meervoud | |||||||
1 | ik | hou houd me |
wij, we | houden ons | ik | hield me | wij, we | hielden ons | ik | zal me houden | wij, we | zullen ons houden |
2 | jij, je | houdt je | jullie | houden je | jij, je | hield je | jullie | hielden je | jij, je | zal, zult je houden | jullie | zullen je houden |
u | houdt zich/u | u | houdt zich/u | u | hield zich/u | u | hield zich/u | u | zult zich/u houden | u | zult zich/u houden | |
gij, ge | houdt u | gij, ge, gijlieden |
houdt u | gij, ge | hield u | gij, ge, gijlieden |
hield u | gij, ge | zult u houden | gij, ge gijlieden |
zult u houden | |
3 | hij, zij, het | houdt zich | zij, ze | houden zich | hij, zij, het | hield zich | zij, ze | hielden zich | hij, zij, het | zal zich houden | zij, ze | zullen zich houden |
onvoltooid deelwoord | voltooide tijd | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | |||||||||
zich houdend | zich gehouden hebben | hou houd u/je , houdt je |
houde zich |