hoeder van de vrede
  • hoe·der
enkelvoud meervoud
naamwoord hoeder hoeders
verkleinwoord

de hoederm

  1. iemand die ergens over waakt zodat het niet verloren gaat
    • Hij de hoeder van de de oude tradities die verloren dreigen te gaan. 
  2. iemand die zorgt voor de dieren
    • De schapenhoeder zorgde samen met zijn hond voor de kudde. 
97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]