halfrond
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- half·rond
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van half en rond
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | halfrond | halfronden |
verkleinwoord | halfrondje | halfrondjes |
Zelfstandig naamwoord
- (wiskunde), (geologie) (aardrijkskunde) het oppervlak van een halve bol, met name van de aarde
- Het noordelijk halfrond ontmoet het zuidelijk bij de evenaar.
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen
1. het oppervlak van een halve bol, met name van de aarde
stellend | |
---|---|
onverbogen | halfrond |
verbogen | halfronde |
partitief | halfronds |
Bijvoeglijk naamwoord
halfrond [2]
- de vorm van een halve cirkel, cilinder of bol hebbend
Gangbaarheid
- Het woord halfrond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "halfrond" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be