• he·mi·sfeer
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘halve bol’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
  • afgeleid van het Franse hémisphère [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord hemisfeer hemisferen
verkleinwoord hemisfeertje hemisfeertjes

de hemisfeerv / m

  1. (wiskunde) een halve bol, meestal bedoeld als halve aard- of hemelbol
77 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[4]