graniet
- gra·niet
- met het achtervoegsel -iet van Frans granit, dat teruggaat op Italiaans granito "verkorreld", dat weer van het woord grano "korrel" komt (vergelijk Latijn: granum); in de betekenis van ‘hard gesteente’ aangetroffen vanaf 1770 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | graniet | - |
verkleinwoord | - | - |
het graniet o
- (geologie) hard stollingsgesteente bestaande uit lichtgekleurde, met het blote oog onderscheidbare mineralen
- Graniet is afkomstig uit gestold magma.
- ▸ In etappe 2 komen ze door een streek met 2 miljard jaar oud graniet. Dat gesteente bestond al vér voor er complex leven op aarde was![4]
-
1. Een stuk Duits graniet van dichtbij.
-
1. Een kei van graniet in Bretagne.
-
1. In deze steengroeve in België wordt graniet gedolven.
-
1. Een vloer van graniet in Rotterdam.
- granitisch, granitoïde, granitisatie, granietachtig, granietblok, granietgrijs, granietmarmer, granietrots, granietsteen
1. stollingsgesteente bestaande uit lichtgekleurde, met het blote oog onderscheidbare mineralen.
- Het woord graniet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "graniet" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ graniet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "graniet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Gemma Venhuizen“Het is lekker sprinten in sedimentaire bekkens” (25 juni 2021) op nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be