gluconaat
- glu·co·naat
- afgeleid van gluconzuur met het achtervoegsel -aat
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gluconaat | gluconaten |
verkleinwoord | - | - |
het gluconaat o
- (scheikunde) een ester of zout afgeleid van gluconzuur
- Een gluconaat bevat ofwel het ion HOCH2(CHOH)4COO− ofwel een functionele groep HOCH2(CHOH)4COO-.
Carbonzuren in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
mierenzuur • azijnzuur • propionzuur • boterzuur • valeriaanzuur • capronzuur • caprilinezuur • caprinezuur • laurinezuur • myristinezuur • palmitinezuur • stearinezuur • arachidezuur | |||||||||||
Carbonzure zouten en esters in het Nederlands | |||||||||||
formiaat • acetaat • propionaat • butyraat • valeriaat • capronaat • caprylaat • capraat • lauraat • myristaat • palmitaat • stearaat • arachidaat |
- Het woord 'gluconaat' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.