gisis
- gisis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gisis | gisissen |
verkleinwoord | gisisje | gisisjes |
- (muziek) een tweemaal met een halve toon verhoogde toon "g"
- De toon “gisis” klinkt in de getempereerde stemming gelijk aan de tonen “a” en “beses”.
- (muziek) de grondtoon (tonica) van de “gisis-mineurtoonladder”, tevens een korte aanduiding van die toonladder
- De toonladder van gisis heeft als voortekens twaalf kruisen, en wordt doorgaans vervangen door de gelijkwaardige a-mineurtoonladder die geen voortekens heeft.
- (muziek) de grondtoon van het “gisis-mineurakkoord”, de kleine drieklank op de eerste trap (tonica-akkoord) van de kleinetertstoonladder op die toon, dat praktisch wordt vervangen door het gelijkklinkende a-mineurakkoord (symbool: Am)
- De drie tonen van het gisis-mineurakkoord in grondligging, zijn: gisis- bis - disis, in a-mineur: a - c - e.
- [1] a, beses
- [2] a-kleinetertstoonladder, a-klein, a-mineurtoonladder, a-mineur
- [3] a-klein, a-kleinakkoord, a-mineur, a-mineurakkoord, Gisism, G##m, Am
- gisis kleine terts, gisis-kleinakkoord, gisis-mineurakkoord, gisis-mineurtoonladder, gisis-mineurtoonschaal
1. tweemaal verhoogde toon “g”
2. gisis-kleinetertstoonladder
3. gisis-mineurgrondakkoord
- Het woord 'gisis' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.