fisis
- fisis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fisis | fisissen |
verkleinwoord | fisisje | fisisjes |
- (muziek) een tweemaal met een halve toon verhoogde toon "f"
- De toon “fisis” klinkt in de getempereerde stemming gelijk aan de tonen “g”en “ases”.
- (muziek) de grondtoon (tonica) van de “fisis-mineurtoonladder”, tevens een korte aanduiding van die toonladder
- De toonladder van fisis heeft als voortekens tien kruisen, en wordt doorgaans vervangen door de gelijkwaardige g-mineurtoonladder die slechts twee mollen heeft.
- (muziek) de grondtoon van het “fisis-mineurakkoord”, de kleine drieklank op de eerste trap (tonica-akkoord) van de kleinetertstoonladder op die toon, dat praktisch wordt vervangen door het gelijkklinkende g-mineurakkoord (symbool: Gm)
- De drie tonen van het fisis-mineurakkoord in grondligging, zijn: fisis - aïs - cisis, in g-mineur: g - bes - d.
- [1] g, ases
- [2] g-kleinetertstoonladder, g-klein, g-mineurtoonladder, g-mineur
- [3] g-klein, g-kleinakkoord, g-mineur, g-mineurakkoord, Fisism, F##m, Gm
- fisis-kleinakkoord, fisis-kleinetertstoonaard, fisis-kleinetertstoonladder, fisis-mineurakkoord, fisis-mineurtoonladder, fisis-mineurtoonschaal
1. tweemaal verhoogde toon “f”
2. fisis-kleinetertstoonladder
3. fisis-mineurgrondakkoord
- Het woord 'fisis' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.