• bisis
enkelvoud meervoud
naamwoord bisis bisissen
verkleinwoord bisisje bisisjes

de bisisv / m

  1. (muziek) een tweemaal met een halve toon verhoogde toon "b”
    • De toon “bisis” klinkt in de getempereerde stemming gelijk aan de tonen “cis” en “des”.