• ge·prik·keld
vervoeging van: prikkelen…
verbogen vorm: geprikkelde

geprikkeld

  1. voltooid deelwoord van prikkelen
    • Online staan foto’s, maar pas als ook je andere zintuigen zijn geprikkeld, kun je overtuigd zijn van de aankoop. Hoe zacht is de stof? Is het speelgoed robuust genoeg? Hoe ruikt het boek? Komen de kleuren goed tot hun recht? Allemaal wezenlijke afwegingen die normaal de beslissing om iets wel of niet aan te schaffen beïnvloeden. Eigenlijk ben je nog niet klaar met winkelen als je op de betaalknop klikt. De volgorde klopt niet. [1] 



\

stellend vergrotend overtreffend
onverbogen geprikkeld geprikkelder geprikkeldst
verbogen geprikkelde geprikkeldere geprikkeldste
partitief geprikkelds geprikkelders -

geprikkeld

  1. boos omdat men zich ergens aan ergert
    • Waarom de baas van Oranje deze week voor deze drie afvallers had gekozen, bleef onduidelijk. 'Daar zeg ik niks over', stelde Caldas, die in Den Haag af en toe een geprikkelde indruk maakte. 'Uit respect voor de gevoelens van deze speelsters wil ik geen toelichting geven. Zij mogen, als ze dat willen, eerst zelf hun verhaal vertellen. Daarna kan ik dan alsnog reageren.' [2] 
    • De korte discussie die woensdag in de staten over de megastallen werd gevoerd leidde tot een geprikkelde stemming tussen GroenLinkser Robert Jansen en gedeputeerde Bert Boerman. Volgens Jansen doet het provinciebestuur niets met oproepen vanuit de staten om het aantal megastallen te beperken. [3] 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]