• aan·ge·brand


stellend vergrotend overtreffend
onverbogen aangebrand aangebrander aangebrandst
verbogen aangebrande aangebrandere aangebrandste
partitief aangebrands aangebranders -

aangebrand

  1. (kookkunst), (voeding) vastgebrand tijdens of na het bereiden (aan de bodem van een koekenpan e.d.)
    • Het aangebrande eten was niet lekker meer. 
  2. (figuurlijk) humeurig of boos
    • Een aangebrande reactie. 
    • De politie moest de aangebrande man van de plek verwijderen. 
vervoeging van: aanbranden…
verbogen vorm: aangebrande

aangebrand

  1. voltooid deelwoord van aanbranden
     Het eten was aangebrand en de hond had zijn behoefte op de nieuwe pers gedaan.[1]