aanbranden
- Geluid: aanbranden (hulp, bestand)
- IPA: / ˈambrɑndə(n) / (3 lettergrepen)
- aan·bran·den
- samenstelling van aan vz en branden ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanbranden |
brandde aan |
aangebrand |
zwak -d | volledig |
aanbranden
- onovergankelijk, (kookkunst) vastzitten in of met een verbrande korst
- Als je de aardappels laat aanbranden is het veel werk de pan schoon te maken.
- ▸ Het eten was aangebrand en de hond had zijn behoefte op de nieuwe pers gedaan.[1]
- overgankelijk (bouwkunde) (van een muur- of grondvlak) met een dunne laag mortel bestrijken om nieuwe lagen beter te doen hechten
- Gauw aangebrand zijn
gauw geïrriteerd/ prikkelbaar zijn
1.
- Het woord aanbranden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanbranden" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be