koekenpan
- koe·ken·pan
- samenstelling van koek en pan met het invoegsel -en-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | koekenpan | koekenpannen |
verkleinwoord | koekenpannetje | koekenpannetjes |
- (kookkunst) Een koekenpan (Nederlands-Nederlands) of kortweg pan (Belgisch-Nederlands) is een platte pan met een lang handvat.
- Wij bakken pannenkoeken in een koekenpan.
- ▸ Het familierecord in het schoonmaken en fileren van een bot of schol zodat hij klaar was voor de koekenpan was veertien seconden.[1]
1. een platte pan met een lang handvat
- Het woord koekenpan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "koekenpan" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be