genie
- ge·nie
- van Frans génie [1]
- [A] in de betekenis van ‘die buitengewoon begaafd is’ aangetroffen vanaf 1784 [2] [3]
- [B] in de betekenis van ‘wapen van de landmacht dat zorgt voor bouwwerkzaamheden’ aangetroffen vanaf 1861 [4] [3]
[A] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | genie | genieën |
verkleinwoord | genietje | genietjes |
[A] het genie o
- iemand die buitengewoon slim is of die ergens uitzonderlijk goed in is
1. iemand die buitengewoon slim is of die ergens uitzonderlijk goed in is
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
[B] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | genie | - |
verkleinwoord | - | - |
[B] de genie v
- (militair) technische eenheid in het leger
- Het woord genie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "genie" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ genie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ 3,0 3,1 "genie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /gɛnɪjɛ/
- ge·nie
genie
- vocatief enkelvoud van genius
- accusatief meervoud van genius