geniaal
- ge·ni·aal
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘buitengewoon begaafd’ voor het eerst aangetroffen in 1841 [1]
- afgeleid van genie met het achtervoegsel -aal [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | geniaal | genialer | geniaalst |
verbogen | geniale | genialere | geniaalste |
partitief | geniaals | genialers | - |
geniaal
- briljant, zeer slim, uitmuntend
- Eens in de zoveel jaar wordt de wetenschap gezegend door een waarlijk geniaal onderzoeker.
1. briljant, zeer slim, uitmuntend
- Het woord geniaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "geniaal" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "geniaal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ geniaal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be