geleiden
- ge·lei·den
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
geleiden |
geleidde |
geleid |
zwak -d | volledig |
geleiden
- zorgen dat iets of iemand het gewenste pad doorloopt
- Hermes was de bode der goden, ook geleidde hij de doden naar de onderwereld.
- (natuurkunde) een stroom van warmte of ladingsdragers doorlaten
- Zilver geleidt zowel warmte als elektriciteit beter dan de andere metalen.
1.
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
de geleiden mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord geleide
- Het woord geleiden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "geleiden" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ geleiden op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be