Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·ge·lei·den
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

voorgeleiden

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
voorgeleiden
geleidde voor
voorgeleid
zwak -d volledig
  1. een verdachte voor de rechter laten komen in een rechtszitting
    • De affaire kwam aan het licht doordat een zeventienjarige dochter, die qua postuur tien leek, erin slaagde te ontsnappen uit de vrijstaande woning in Perris. Ze klom uit een raam en alarmeerde de politie van Riverside County. Die trof zondag de afschuwwekkende taferelen in huize Turpin aan en arresteerde het ouderpaar. Dat zal donderdag ook voor het eerst worden voorgeleid.[1] 
    • Nadat de drugs uit de container waren gehaald werd deze uiteindelijk gelost bij een loods in Zevenbergen. Hier verschenen drie mannen. Ze werden door de politie gearresteerd. Later werd nog een vierde verdachte aangehouden. De verdachten, drie Nederlanders en een Griek, zitten vast. Drie van hen worden vrijdag voorgeleid.[2] 
  2. een verdachte laten verhoren door de officier van justitie
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. de Telegraaf 18 jan. 2018
  2. de Telegraaf 17 jan. 2018
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be