• gees·tes·ziek
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen geestesziek geesteszieker geestesziekst
verbogen geesteszieke geestesziekere geestesziekste
partitief geesteszieks geestesziekers -

geestesziek [1]

  1. (medisch) (psychologie) van een persoon dat deze lijdt aan een psychiatrische stoornis, de term wordt vaak gebruikt in combinatie met gewelddadig gedrag
    • Meer dan 60 procent van de vonnissen kwam dit jaar uit 2 procent van Amerika’s meer dan 3.000 juridische districten. Een onderzoekscentrum van Harvard ging vorig jaar na wat zulke districten gemeen hebben. Vaak bleek de openbaar aanklager er fanatiek, de segregatie er sterk en de juridische voorzieningen voor armen gebrekkig. Volgens het onderzoeksteam is het resultaat dat vooral jonge, zwarte en geesteszieke mensen de kans lopen in de dodencel te belanden.[2] 
    • John Hinckley, de man die in 1981 probeerde de toenmalige Amerikaanse president Ronald Reagan te vermoorden, is meer dan 30 jaar na dato nog steeds geestesziek. Dat heeft een psychiater die hem heeft onderzocht, gisteren verklaard voor een rechtbank. [3] 
96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Maartje Somers 29 december 2016
  3. Volkskrant 25 januari 2012
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be