funk
- funk
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘soort van popmuziek’ voor het eerst aangetroffen in 1982 [1]
- van Engels funk [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | funk | - |
verkleinwoord | - | - |
de funk m
- (muziek) uit rhythm-and-blues voortgekomen dansmuziekgenre, m.n. gekenmerkt door staccato samenspel tussen percussie, baslijnen, slaggitaren en blaasinstrumenten en het benadrukken van de eerste noot van de maat door de ritmesectie
- Daar kwam hij in aanraking met zwarte jongens die net als hij gek op muziek waren. Veel verschillende soorten muziek stonden voor hem naast elkaar: funk, soul, jazz, rock, pop, klassieke muziek, blues en calypso, die hij thuis hoorde, en Surinaamse en Zuid-Amerikaanse muziek die zijn ooms in Suriname speelden. [3]
vervoeging van |
---|
funken |
funk
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van funken
- Ik funk.
- gebiedende wijs van funken
- Funk!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van funken
- Funk je?
- Het woord funk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "funk" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "funk" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ funk op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Bakelen, M.P. van"15. Uit de schaduw naar het licht. 20 april 1994. Première van de voorstelling Shade van de nieuwe theatergroep Made in da Shade." in:Buikema R. & M. Meijer (red.)Cultuur en migratie in Nederland. Deel 2. Kunsten in beweging 1980-2000. (2004) Sdu Uitgevers, Den Haag; ISBN 9012097762; p. 279; geraadpleegd 2017-01-27
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- funk
- [1] via Normandisch 'funquer, funquier, fungier' "roken, stinken" van Latijn fumigare "roken"
- [2] onder jazzmuzikanten in de VS rond 1900 uit [1] gegroeide betekenis "iets lijfelijks, iets doorleefds"
enkelvoud | meervoud |
---|---|
funk | funks |
funk
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to funk |
he/she/it | funks |
verleden tijd | funked |
voltooid deelwoord |
funked |
onvoltooid deelwoord |
funking |
gebiedende wijs | funk |
funk
- onovergankelijk bang/bevreesd/laf zijn
- overgankelijk bang zijn voor, vrezen
- overgankelijk bang maken