extensie
- ex·ten·sie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘uitbreiding’ voor het eerst aangetroffen in 1559 [1]
- Naamwoord van handeling van extenderen met het achtervoegsel -ie
- afgeleid van het Franse extension of daarvoor van het Laatlatijnse 'extensio' (met het voorvoegsel ex-)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | extensie | extensies |
verkleinwoord |
de extensie v
- (medisch) het strekken van ledematen, strekking
- Het tegenovergestelde van extensie is flexie ("buiging")
- (informatica) aanvulling op een computerprogramma
- (informatica) code in een bestandsnaam (na de punt) om type bestand aan te duiden
- (informatica) code in een domeinnaam o.a. toegekend aan onafhankelijke landen
- (taalkunde) het geheel van de betekenissen van een woord
- Het bereik van een bestaande woordenschat kan ook vergroot worden door metaforische extensie
- [2] plug-in
- [3] bestandsextensie
- [4] internetextensie
1. het strekken van ledematen
- Het woord extensie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "extensie" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "extensie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be