extenderen
- Geluid: extenderen (hulp, bestand)
- ex·ten·de·ren
- afgeleid van het Latijnse 'extendere' (met het voorvoegsel ex-)
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
extenderen |
extendeerde |
geëxtendeerd |
zwak -d | volledig |
extenderen
- uitstrekken (vooral (medisch))
- Hierbij zullen de heupgewrichten plotseling flecteren en tegelijkertijd de kniegewrichten extenderen, waardoor de hamstrings te strak gespannen worden
- Het woord 'extenderen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.