enveloppe
- en·ve·lop·pe
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘briefomslag’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1817 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | enveloppe | enveloppen |
verkleinwoord | enveloppetje | enveloppetjes |
- een papieren omslag voor brieven
- Ik liet gisteren mijn hele doos met enveloppen vallen.
1. een papieren omslag voor brieven
|
|
- Het woord enveloppe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "enveloppe" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "enveloppe" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be