enghartig
- eng·har·tig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | enghartig | enghartiger | enghartigst |
verbogen | enghartige | enghartigere | enghartigste |
partitief | enghartigs | enghartigers | - |
enghartig [1]
- benepen, gierig
- ▸ “Deze onteigening (-) wordt met een nietsontziend vandalisme en onder druk van de schandelijkste, smerigste, enghartigste en gemeenste hartstochten voltooid.”[2]
- ▸ Allereerst, alleen met een ruim hart houd je het vol (Rom. 12:1-2). Is een van de oorzaken van malaise niet dat we onder de voortdurende druk van de (kerkelijke) cultuur zo beïnvloed worden dat we ”enghartig” worden?[3]
- ▸ We leven in de hoop dat God vrijgevig is en niet enghartig.[4]
- Het woord enghartig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "enghartig" herkend door:
54 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Prof. dr. M. J. Kater“Predikant moet ontvangen talent laten schitteren voor het Koninkrijk” (13-04-2018), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron “Richard Mouw: Boodschap Dordrecht is missionair gericht” (17-11-2018), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be