• eng·har·tig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen enghartig enghartiger enghartigst
verbogen enghartige enghartigere enghartigste
partitief enghartigs enghartigers -

enghartig [1]

  1. benepen, gierig
     “Deze onteigening (-) wordt met een nietsontziend vandalisme en onder druk van de schandelijkste, smerigste, enghartigste en gemeenste hartstochten voltooid.”[2]
     Allereerst, alleen met een ruim hart houd je het vol (Rom. 12:1-2). Is een van de oorzaken van malaise niet dat we onder de voortdurende druk van de (kerkelijke) cultuur zo beïnvloed worden dat we ”enghartig” worden?[3]
     We leven in de hoop dat God vrijgevig is en niet enghartig.[4]
54 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Het monster heeft een socialer gezicht” (30/04/2010), HP de Tijd
  3.   Weblink bron
    Prof. dr. M. J. Kater
    “Predikant moet ontvangen talent laten schitteren voor het Koninkrijk” (13-04-2018), Reformatorisch Dagblad
  4.   Weblink bron “Richard Mouw: Boodschap Dordrecht is missionair gericht” (17-11-2018), Reformatorisch Dagblad
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be