• laf
  • In de betekenis van ‘vreesachtig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1401 [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen laf laffer lafst
verbogen laffe laffere lafste
partitief lafs laffers -

laf

  1. een gebrek aan moed tonend
    • Wat een verschrikkelijk laffe daad was dat! 
  2. onaangenaam smakeloos, flauw
    • Er zit een laf smaakje aan. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]