• ruim·har·tig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ruimhartig ruimhartiger ruimhartigst
verbogen ruimhartige ruimhartigere ruimhartigste
partitief ruimhartigs ruimhartigers -

ruimhartig

  1. geneigd tot geven, royaal
    • De ruimhartige man had weer veel mensen uitgenodigd om bij hem te komen eten. Zijn vrouw moest weer tot haar grote verdriet gaan koken en bakken. 
  2. met veel liefde en medeleven voor de medemens
99 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be