Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • edel·moe·dig
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstellende afleiding van edel en gemoed met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen edelmoedig edelmoediger edelmoedigst
verbogen edelmoedige edelmoedigere edelmoedigste
partitief edelmoedigs edelmoedigers -

Bijvoeglijk naamwoord

edelmoedig [1]

  1. onbaatzuchtig, niet op eigen voordeel uit zijn
     Omdat ik merkte dat ik steeds harder begon te praten, stopte ik even en begon koeltjes opnieuw. 'Ze zouden ook blind moeten zijn voor de wetenschap dat mannen zichzelf aanpraten dat mooie vrouwen ook een edelmoedig karakter hebben, hoewel geen enkele lelijke vrouw mooier wordt van welke mate van edelmoedigheid dan ook.'[2]
  2. vrijgevig met eigen tijd, geld of bezit
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Danielle Teller (vert. Marja Borg)
    “Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026346477
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be