royaal
- ro·yaal, of: roy·aal bij meer oorspronkelijke uitspraak
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onbekrompen, gul’ voor het eerst aangetroffen in 1672 [1]
- afgeleid van het Franse roi (koning) met het achtervoegsel -aal [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | royaal | royaler | royaalst |
verbogen | royale | royalere | royaalste |
partitief | royaals | royalers | - |
royaal
- vrijgevig en gul zoals het een koning betamen zou
- Hij werd royaal beloond.
- rijkelijk
- van flinke afmetingen
3. van flinke afmetingen
- Het woord royaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "royaal" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "royaal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ royaal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be