drobný

  1. klein, gering, onbeduidend; een kleine waarde / betekenis hebbend


  • drob·ný
  • Afgeleid van het werkwoord drobit met het achtervoegsel -ný
  • Afgeleid van het zelfstandig naamwoord drobek met het achtervoegsel -ný

drobný

  1. klein; kleine afmetingen hebbend
    «Bylo slyšet, jak drobnými kroky běží ke schodům.»
    Het was te horen, hoe hij met kleine stappen naar de trap toe rent.
  2. klein, gering, onbeduidend; een kleine waarde / betekenis hebbend
  3. klein; een kleine waarde hebbend (over geld)


  1. malý, malinkatý, maličký
  2. bezvýznamný, malý
  1. hrubý, velký
  2. důležitý, závažný