• dis·trict
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ambtsgebied’ voor het eerst aangetroffen in 1588 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord district districten
verkleinwoord districtje districtjes

het districto

  1. (regering) het gebied met een eigen lokale overheid
    • - Elke stad met meer dan 100.000 inwoners mag in België zijn deelgemeenten districten noemen. 
    • - Antwerpen telt 9 districten. 
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]


  • dis·trict
  • Afkomstig van het Franse woord district, dat van het Latijnse woord districtus komt, het voltooid deelwoord van het Latijnse werkwoord distringere (di(s) + stringere).
  • Engels zelfstandig naamwoord met het voorvoegsel di-.
enkelvoud meervoud
district districts

district

  1. arrondissement
  2. buurt
  3. (regering) district
  4. gouw
  5. rayon
  6. stadswijk
  7. wijk