Engels

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
quarter quarters

Zelfstandig naamwoord

quarter

  1. kwart
  2. (heraldiek) kwartier
  3. (militair) kwartier, verblijf
  4. (aardrijkskunde) kwartier, wijk
  5. (numismatiek) (VS, Canada) munt ter waarde van 0,25 dollar
  6. (tijdrekening) kwartier, 15 minuten
  7. (tijdrekening) kwartaal, 3 maanden
  8. (sport) (basketbal) elk van de vier spelperioden waarin een wedstrijd is verdeeld
  9. (muziek) kwartnoot
  10. (eenheid) gebruikt als aanduiding voor het kwart van verschillende eenheden
vervoeging
onbepaalde wijs to  quarter 
he/she/it  quarters 
verleden tijd  quartered 
voltooid
deelwoord
 quartered 
onvoltooid
deelwoord
 quartering 
gebiedende wijs  quarter 

Werkwoord

quarter

  1. overgankelijk in vieren delen, door vier delen
  2. overgankelijk (militair) onderbrengen
  3. onovergankelijk verblijven