arrondissement
- ar·ron·dis·se·ment
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onderdeel van ambtsgebied’ voor het eerst aangetroffen in 1795 [1]
- afgeleid van het Franse 'arrondissement' [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | arrondissement | arrondissementen |
verkleinwoord | - | - |
het arrondissement o
- onderdeel van een bestuurlijk gebied, o.a. in België en Frankrijk
- Een arrondissement is in Nederland het gebied dat onder de bevoegdheid valt van een arrondissementsrechtbank en komt ongeveer overeen met een provincie. [3]
- (juridisch) rechtsgebied van een rechtbank ter grootte van een provincie, bestaande uit een aantal kantons
1. onderdeel van een bestuurlijk gebied, o.a. in België en Frankrijk
- Het woord arrondissement staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "arrondissement" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "arrondissement" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ arrondissement op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be