houten deegrol
  • deeg·rol
enkelvoud meervoud
naamwoord deegrol deegrollen
verkleinwoord deegrolletje deegrolletjes

de deegrolv / m

  1. (huishouden) rol waarmee men deeg gelijkmatig plat kan rollen
    • Rol het bladerdeeg uit en ga er nog eens extra over met de deegrol zodat het zo dun mogelijk is. Leg het bladerdeeg in de bakvorm en druk goed aan, verwijder eventueel overhangend deeg. [2] 
    • Uiteindelijk is het allemaal heel anders gegaan dan we verwachtten. Het is niet maar dan een klein berichtje in de krant geworden, op pagina 4 van het plaatselijke nieuws, onderaan. Dat de eigenaar van restaurant The Eccobelli Brothers zijn bussboy gedood heeft met een deegrol. Nadat de bussboy beweerd had dat de eigenaar een oud kippetje tussen zijn benen had hangen. Niet lang daarna heeft de eigenaar zich in de koelkamer door zijn mond geschoten. [3] 
  2. (voeding) een rol van deeg
    • Bij mijn eerste poging vormde ik van deze rol een mooie S, besmeerde die met eidooier en bakte hem goudbruin in de oven. Het eindresultaat was prachtig, maar met zo’n deegrol gevuld met kaas krijg je een kleffig binnenwerk.[4]  
97 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Sam de Voogt 21 juli 2016
  3. NRC Arnon Grunberg 25 april 1997
  4. NRC Roos Ouwehand 4 december 2013
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be